Werkboeken

De werkboeken zijn het meest zichtbare deel van de Stappenmethode en helaas voor velen het enige deel. Schrijnend is de inhoud van een telefoongesprek met een oma die vertelde dat haar kleinzoon dol op schaken is. Ze had zelf de handleiding gekocht om te zien hoe een en ander in zijn werk gaat. "Ik kan u vertellen meneer dat de lessen van mijn kleinkind er anders uitzien. Hij krijgt een werkboek met de opdracht maak blz. 24. Vervolgens gaat de meester in de deuropening met zijn collega staan te praten. Aan het eind haalt hij de werkboeken op. Een week later blijkt dat de fouten zijn aangestreept maar er wordt niets uitgelegd. De opgaven die niet zijn gemaakt, blijven leeg."

De werkboeken (met geheugensteunen en opgaven) zetten we in als een middel om beter te leren schaken. Het klakkeloos opgaven laten maken is dus zeker niet het doel. In Handleiding Stap 2 staat een lijst met nuttige aspecten van het maken van opgaven. Het proces (oriënteren, wat weet ik, welke mogelijkheden heb ik e.d.) is minstens zo belangrijk als het product (het antwoord). Zeker in het geval van een fout is feedback nodig.

Voor veel lesgevers is het aantal oefeningen in de basis werkboeken genoeg. Prima dat moet iedereen voor zich weten. Willen we echter de kinderen zo goed mogelijk leren schaken dan is de aanpak met meer werkboeken aan te bevelen. Zie dat niet als een marketingverhaal om meer werkboeken te verkopen. Kijk naar de resultaten van de trainers die op deze manier werken. Lichtend voorbeeld is Boris Friesen. Hij traint op die manier (en heeft ook nog extra materiaal). Yichen Han is een van zijn leerlingen (geboren in 2007). Eind 2014 was zijn Jeugdrating iets boven de 1000. Ruim anderhalf jaar later staat hij op 1772. Waarom. Langzaam begonnen maar wel alle basisvaardigheden onder de knie gekregen en daarna gaat het steeds sneller.

In grote lijn gaat het als volgt:
Nieuwe kennis aanleren: bijv. loop van de stukken, oefenen vooral in spelletjes zodat een en ander geautomatiseerd wordt.
Nieuwe kennis aanleren: bijv. aanval en verdediging, oefenen in werkboek, verdiepen en naar een volledige automatisering toewerken (dat duurt bij veel thema's een tijdje).

Bij veel onderwerpen worden voorgaande vaardigheden verder vervolmaakt. Kennis die is geautomatiseerd is direct beschikbaar uit het langetermijngeheugen waardoor het werkgeheugen nauwelijks belast wordt. Daar is ruimte om te denken. Gaan we in een sneltreinvaart door de stappen dan wreekt zich dat er te weinig is dat 'vanzelf' gaat. Het werkgeheugen raakt overbelast en dat leidt tot het missen van soms eenvoudige zaken. Dat blijkt vooral uit de partijen van de leerlingen die de eenvoudigste combinaties over het hoofd zien, de eigen mogelijkheden en die van de tegenstander. Als ik een jeugdtoernooi bezoek dan kijk ik wie er meespeelt, zoek van tevoren wat partijen op (dat is anno 2016 makkelijk) en schat het stappenniveau in. Tijdens het toernooi vraag ik langs mijn neus weg, in welke stap zit je? De uitkomst is vrij bizar: 2 of 3 stappen te hoog. Een tijdje bij een partij kijken, geeft ook al voldoende informatie.
Het maken van opgaven is geen indicatie van de speelsterkte. Na het maken van een oefenblad op thema heb je slechts globale notie van dat begrip, onvoldoende om het in 'vreemde' situaties als mixbladen en eigen partijen toe te passen. Er moet meer gebeuren. Op die manier loopt het kennisniveau en het vaardigheidsniveau te ver uiteen en vroeg of laat leidt dat tot stagnatie. Geen stijging meer in speelsterkte.

De aanbeveling in de handleidingen is om naast instructie, oefenen en spelen ook de partijen van de leerlingen te bespreken. De manier om te kijken wat goed gaat en wat er nog verder geoefend moet worden. Resultaat: stijging in speelsterkte. Helaas gebeurt het bespreken van de partijen veel te weinig. Niettemin is men verbaasd dat er zoveel leerlingen bedanken als lid.
Bovenstaande uiteenzetting komt in Handleiding Stap 5 (2016) ook voor de hogere stappen aan bod.

Mijn Zweedse uitgevers geven zelf schaakles. Ik heb hen op het hart gedrukt niet aan Stap 2 te beginnen voordat hun leerlingen alles uit Stap 1 en Stap 1 plus redelijk beheersen. Aarzeling (de druk van buiten is groot: ouders willen namelijk snel naar Stap 2) maar niettemin waren ze verstandig.
"We want to thank you for a terrific method for learning chess. Our school today not only won the Swedish championship for u10, but also our second team came second place. Your method is truly amazing. In both u13 and u10 all teams who finished top 3 uses Stappenmethode."

Meer werkboeken dus.
Leerlingen kunnen op vrijwel hetzelfde niveau meer oefenen en zodoende kunnen zij langer over een stap doen. Belangrijk is dat het moeilijkheidsniveau niet al te snel omhoog loopt. Het euvel van (te) snel doorgaan naar de volgende stap, waar veel kinderen veelal nog niet aan toe zijn, kan op deze manier enigszins tegengegaan worden.

Per stap zijn er 2 (stap 6), 4 of 5 werkboeken.

Basis werkboeken

Extra werkboeken

Plus werkboeken

Vooruitdenken werkboeken

Mix werkboeken


Wanneer de werkboeken ingezet moeten worden zal verschillen. Logisch is de aangegeven volgorde. Denkbaar is dat 'extra' al tijdens het werken met het basisboek gebruikt wordt, bijv. om een thema te herhalen of te verdiepen.
Het is aan de trainer om te bepalen of onderdelen van het plusdeel tussendoor aan bod komen. Dat hangt vanzelfsprekend van het niveau van de groep af, maar het is goed voor te stellen dat een enkel thema uit een plusdeel tijdens het spelen opduikt. De trainer die een goed beeld heeft van een hele Stap en weet wat hij doet, kan een en ander combineren.
De mix werkboeken lijken goed inzetbaar tijdens de behandeling van de volgende stap (dus Mix 1 tijdens Stap 2). Als ik naar de partijen van de kinderen kijk is het mixboek zelfs sterk aan te bevelen voor twee stappen terug. Dat is pijnlijk, maar altijd nog beter dan doormodderen. Mijn record is een oudere speler die zijn partijen deels op stap 5 niveau speelde, maar de meeste simpele zaken miste. Hij was blij met Stap 1 materiaal.
Zie verder onder Mix werkboeken.

Basis werkboeken

De meeste van deze werkboeken zijn sinds 1987 niet drastisch veranderd. In de begintijd eind jaren 80 leerden kinderen pas met 10/11 jaar schaken. Navraag bij een aantal ervaren trainers leert dat er nauwelijks wijzigingen meer nodig zijn. In Stap 1 en 2 zouden routeplanners wel op hun plaats zijn. Een simpele oplossing is de boeken naar 64 bladzijden uitbreiden, maar dat heeft ook zijn nadelen.

Extra werkboeken

Een werkboek met slechts een geheugensteun en verder louter oefeningen. In de eerste helft staan alleen opgaven met dezelfde onderwerpen als in de 'stappen'. Die zijn niet alleen nuttig als extra oefening maar vooral ook als herhaling.
In de tweede helft zijn alle opgaven van het type: mix. Er is dus geen aanduiding van het thema van de oefening en lijken daardoor het meest op een echte partij. In het gewone stappenboek staan door plaatsgebrek te weinig van dergelijke opgaven.

Er zijn extra werkboeken voor alle stappen.

Plus werkboeken

In deze boeken is plaats voor:

Voor de stappen 1 t/m 5 zijn er pluswerkboeken. Lessen voor de pluswerkboeken staan in alle stappenhandleidingen.

Vooruitdenken werkboeken

De eerste twee werkboeken (stap 2 en 3) zijn verschenen. Boris Friesen (trainer van Benjamin Bok en Max Warmerdam in hun nog jongere jaren) is de co-auteur.

Leren vooruitdenken gaat natuurlijk ten dele vanzelf. Bij het spelen van partijen en het oplossen van opgaven in een werkboek moet je 'vooruitdenken'. Dat begint in de eerste stap met een halve zet en dat loopt per stap op. De trainer kan in de les het vooruitdenken stimuleren door het stellen van vragen: "Wat komt er na het schaak op g5?" Bij het gezamenlijk nakijken van de opgaven oefenen de leerlingen deze vaardigheid spelenderwijs. In de inleiding van Stap 3 staan al vanaf de eerste druk enkele aanwijzingen in die richting.
Extra aandacht voor vooruitdenken kan heel nuttig zijn. Al begin jaren 80 van de vorige eeuw (dus voordat er ook maar sprake was van de Stappenmethode) speelde Rob Brunia 'De reis om de wereld' in zijn trainingsgroepen (zie ook 13e druk van Handleiding Stap 1). Zijn leerlingen kwamen in toernooien altijd voortreffelijk voor de dag.
In zijn simpelste vorm ziet zo'n oefening er zo uit:

Zulke spelletjes kenden veel variaties (je mag niet op de d-lijn komen, vijandelijke stukken op het bord e.d.). Vele trainers namen sindsdien deze blindoefeningen in hun trainingen op. In stap 1 plus en 2 plus staan Routeplanners waarbij het kunnen vooruitdenken een voorwaarde is om de opgave op te kunnen lossen.
Met het uitbrengen van Vooruitdenken Stap 2 gaan we nog een stapje verder om een grotere groep trainers aan te zetten om meer aandacht aan vooruitdenken te besteden.
Bij vooruitdenken moet je de stelling in je hoofd voorstellen, ook wel visualiseren genoemd. Je moet aan meer dingen tegelijk denken. Je speelt een zet en daarna:

  1. moet je de juiste stelling zien want de stelling is veranderd.
  2. moet je zien dat de mogelijkheden van andere stukken ook kunnen veranderen.
  3. moet je weten hoe het staat (wie staat er beter?).

Het tweede punt is op Stap 2 niveau al lastig. Al na een zet kan veel veranderen. Een stuk verdwijnt van het bord, een eigen stuk staat niet meer gedekt, een vijandelijk stuk staat aangevallen of een penning is ontstaan of verdwenen. Allemaal zaken die je in je hoofd moet meenemen. Ook het derde punt is een belangrijk facet van vooruitdenken. Het heeft weinig zin met succes een lange variant uit te rekenen, als je vervolgens niet kan beoordelen hoe het staat. Het aantal type opgaven is divers. Download enkele bladzijden om een indruk te krijgen. Stap 2 vooruitdenken

Mix werkboeken

Alle vijf geplande mixboeken zijn verschenen. Boris Friesen is co-auteur van Mix 1 en 2.

De beste manier om sterker te worden is de fouten in je spel verbeteren, effectiever dan nieuwe dingen leren en openingen bestuderen (let wel: dat moet ook maar heeft geen prioriteit als het voortraject niet goed is). De aanbeveling in de Handleidingen is om de partijen van de leerlingen te bespreken. Dat geeft belangrijke informatie. Welke vaardigheden zijn nog onder de maat? Eerst of desnoods tegelijkertijd moeten die tekortkomingen weggewerkt of op zijn minst bijgeschaafd. De trainer is de aangewezen persoon om de partijen samen met zijn leerlingen te analyseren, maar op de lange duur zal de schaker dat in eigen hand moeten nemen. Dat is niet nieuw maar een eeuwenoude beproefde manier. Fijn is als er altijd begeleiding en controle blijft.
Nu blijkt de praktijk onwillig ondanks de voorbeelden met resultaten van de trainers die wel op deze manier werken. Hoewel in de verste verte geen vervanger kunnen mixopgaven fouten opsporen waaraan gewerkt moet worden. Bij de antwoorden staat aangegeven om welk thema de opgave draait. Blijkt dat vaker dezelfde dan is dat een aanwijzing om dat onderdeel nog eens te herhalen. Algemene vaardigheden als rekening houden met de tegenstander zal bij veel jeugdspelers naar voren komen. Ook de oplosaanpak (het vinden van de beste zet) moet verbeteren: zonder zoekstrategie lukt niet als de voorgaande stappen niet voldoende geautomatiseerd zijn. Domweg opgaven oplossen is veel minder nuttig dan menigeen denkt. Je leert veel kenmerkende stellingen kennen (steeds meer patronen genoemd, maar patroonherkenning beslaat niet alleen tactiek) maar er is veel meer te halen. Zaak is of er 'juist' wordt opgelost, niet willekeurig een zet zoeken en uitproberen. Dat gebeurt bij werkboeken helaas ook, alleen veel minder dan bij opgaven maken op de computer. Daar gokken leerlingen dat het een lieve lust is, fout antwoord snel een volgende zet proberen. Reflectie is er in het geheel niet.
Het gevolg is dat het leereffect in verhouding tot de tijd die er ingestoken is, laag blijft. Het allerbelangrijkst is dat er feedback nodig is (zie de Handleidingen onder het kopje 'Werkboek' bij uitleg, fout en hulp). Dat gebeurt natuurlijk ook: Jessie Mang (Schaakmagazine: augustus 2016, blz.15). ... sv Almere, en kreeg les van Ron Bruins: "Eerst les, daarna spelen... Thuis maakten we de resterende opgaven uit het werkboek dat de meester nakeek. We kregen duidelijke uitleg en als je iets niet wist, kon je het vragen."
Doel is beter leren schaken en de juiste aanpak moet in een echte partij ook toegepast worden.

Meer informatie rond de zoekstrategie in het volgende bestand: Zoekstrategie.

De plus werkboeken hebben geen mixopgaven en dat wordt met deze boeken rechtgezet.

Tenslotte de vraag of er niet genoeg mogelijkheden zijn: er zijn al tientallen boeken over tactiek en jaarlijks komen er nieuwe bij. Blijkbaar is er markt. Eerst maar even vaststellen dat in de mixboeken lang niet alleen tactiekopgaven staan. Daarnaast is er nog een heel groot verschil met een stappenmixboek. De moeilijkheidsgraad. Nemen we een bespreking op schaaksite.nl: 1001 chess exercises for beginners door Peter Ypma.
Een citaat mocht de link een keer verdwijnen: "Het niveauverschil met de mat in 1 opgaven erboven is nogal groot. Nu komt deze opgave uit het lastige laatste hoofdstuk met bizarre stellingen. In de andere hoofdstukken kwam ik ook met enige regelmaat opgaven tegen waarmee ik veel moeite had. De opgaven in ieder hoofdstuk variëren qua niveau van stap 2 tot en met stap 7."
Allereerst is mat in 1 Stap 1. Verder is de Elo van Peter Ypma ten tijde van de bespreking 2214, niet direct een beginner. Dit euvel, een enorm verschil tussen de makkelijkste en moeilijkste opgave, zien we in vrijwel alle boeken terug.
In deze mixboeken zijn alle opgaven redelijkerwijs op te lossen als de huidige stap en voorgaande stap(pen) naar behoren zijn doorlopen (d.w.z. les, oefenen, spelen en partij bespreken). Dus het niveau is redelijk gelijkmatig. Neemt niet weg dat sommige opgaven veel moeite zullen kosten. Daarom zijn deze boeken dus een perfect middel om de onderdelen die er niet goed inzitten eruit te pikken.
Voor een sterkere speler heeft het zeker nut om op gezette tijden gemakkelijkere opgaven op te lossen (maar niet Stap 1 als je Stap 9 bent). Voor zwakkere spelers is het vrijwel nutteloos om veel te moeilijke opgaven op te lossen. Het is frustrerend en ze leren er bijna niets van. Een schaker die verder wil komen moet zaken leren die hij in de eigen partijen kan toepassen. Opgaven die rond en net boven je niveau liggen, hebben in het algemeen de juiste moeilijkheidsgraad (juist in de betekenis van het meest effect sorterend).

Maak je 80% van de opgaven goed dan heb je echt Stap 1, 2, 3, 4 of 5 niveau. Het ultieme examen.